Ergens eind jaren zestig, in een klaslokaal te Beijing, begaat een tekenleraar een kardinale fout: hij stelt dat de Amerikaanse straaljager F-4 Phantom II beter is ontworpen dan de Russische MiG. Er valt een ongemakkelijke stilte en daarna gebeurt er iets waar Sergio Cabrera, leerling in dat lokaal, zich nog steeds voor schaamt: zijn klasgenoten veranderden in 'een woest beest met talloze voeten die op het weerloze lichaam van de tekenleraar intrapten'. Hij, de buitenstaander, twijfelt even. Maar dan deelt ook hij een trap uit.
Het is een van de vele anekdotes die Cabrera, een Colombiaanse regisseur en graag geziene gast op de grote filmfestivals in de VS en Spanje, deelde met zijn landgenoot en schrijver Juan Gabriel Vásquez. En juist deze raakt de kern: de roman die Vásquez van alle verhalen componeerde, en die in het Nederlands de titel De terugblik meekreeg, gaat over hoe ideologie mensen op hol doet slaan en elke medemenselijkheid doet verliezen, maar ook over hoe ze die kunnen terugwinnen.De terugblik ontstond in een van de cafés in Bogotá waar Cabrera en Vásquez elkaar weleens ontmoetten. Dan liet de regisseur soms zinnetjes vallen waarachter een heel verhaal schuilging. Meestal praatten ze eroverheen, maar er was één zinnetje dat vaker terugkeerde en Vásquez fascineerde. 'Toen ik in Beijing bij de Rode Garde zat...', begon soms een verhaal.
Geen wonder dat Vásquez na verloop van tijd doorvroeg. En geen wonder dat het idee ontstond voor een boek. Want ja, een jongen die in Bogotá opgroeit als zoon van Spaanse ouders die hun land zijn ontvlucht tijdens de burgeroorlog, een jongen die door toedoen van diezelfde ouders in zijn tienerjaren midden in de Culturele Revolutie landt, zelfs een opleiding krijgt in het Volksleger, om daarna in Colombia bij de maoïstische guerrilla EPL te gaan, die met gevaar voor eigen leven ook weer verlaat en vervolgens uitgroeit tot succesvol regisseur (met zijn acterende vader regelmatig in de hoofdrol van zijn films) - welke schrijver zou daar níét mee aan de haal willen?
Vásquez heeft het vaker gedaan, toevallig opgevangen zinnen of anekdotes omtoveren tot romans die iets blootleggen over de recente geschiedenis van zijn land. In Het geluid van vallende dingen liet hij zien hoe de drugshandel Colombia vanaf eind jaren zeventig langzaam corrumpeerde. De vorm van ruïnes hing hij op aan complottheorieën (nooit ver weg in Latijns-Amerika) en het 'JFK-moment' van zijn land: de nooit opgehelderde moord op de politicus Jorge Eliécer Gaitán in 1948.
Voor die romans moest Vásquez veel zelf invullen, iets dat voor De terugblik nauwelijks nodig was. Vandaar ook de zin waarmee hij de proloog en de epiloog laat beginnen: 'Naar hij me zelf vertelde, was Sergio Cabrera...'. Hij gebruikt zelfs de appjes waarmee Cabrera zijn huwelijk probeert te redden; de subtiele, derde verhaallijn in het boek.
Toch is De terugblik een roman en geen non-fictie, heeft Vásquez benadrukt. Het verschil tussen die twee is volgens hem dat de geschiedenis geen ruimte laat voor voetnoten: de bijfiguren blijven bijfiguren. Als romanschrijver kan hij uitvergroten wat hij wil.
Met die voetnoten maakt hij inderdaad het verhaal. Vásquez hangt het op aan een hommage voor regisseur Cabrera in Barcelona: als retrospectief op zijn carrière zullen zijn belangrijkste films daar nogmaals worden vertoond. Die terugblik krijgt een diepere laag door het overlijden van Cabrera senior, vlak voor aanvang. Daarmee kan het echte terugblikken beginnen.
Aanvankelijk is het even houvast zoeken als Vásquez op de proppen komt met vaders, neven, exen en tantes, maar in zo'n familiegeschiedenis ontkomt een auteur daar soms niet aan. Waar De terugblik wellicht wel zonder had gekund, omdat het remt, is het verhaal van de Canadese familie die ook in Beijing verbleef. Maar Vásquez toont zich vooral weer de meesterverteller, door voortdurend te strooien met subtiele vooruitwijzingen en soepel de verbanden te leggen tussen de 'kleine' verhalen van de Cabrera's en de grote geopolitieke geschiedenis.
'We gaan ons verenigen met het volk', kondigt vader Fausto zijn kinderen in hun tienerjaren aan, als de Cubaanse Revolutie in Latijns-Amerika iedereen die links is, inspireert tot groots dromen. In de decennia erna legt de pater familias het hele gezin Cabrera zijn eigen strijd op. Sergio en zijn zusje Marianella, die meer dan een bijrol heeft, gaan er lange tijd in mee, totdat ze zich vastdraaien in de gekte waarin het geloof in de revolutie ontaardt.
De inkijk in de Culturele Revolutie is onthutsend, het cynisme van de Colombiaanse guerrilla doet ronduit pijn. En zo gaat De terugblik ook over hoe een hele generatie fanatici in naam van dat volk duizenden, miljoenen levens overhoop hebben gegooid.
Cabrera zegt het op een gegeven moment zelf: 'Het is zo'n leven dat een groter verhaal vertelt. Ik weet niet of je begrijpt wat ik bedoel. Of misschien is het niet dat ze een verhaal vertellen, maar dat ze door de geschiedenis worden meegesleurd.' Het geldt voor zijn hele familie.
Is De terugblik dan een zwart boek? Nee. Het verhaal van Cabrera laat ook zien dat een individu te midden van die maalstroom wél menselijke keuzes kan maken - zij het soms met gevaar voor eigen leven.
De echte epiloog van Sergio Cabrera kon Vásquez trouwens niet meer meenemen in zijn boek. Cabrera is onlangs naar Beijing teruggekeerd, als ambassadeur onder de eerste linkse president van zijn land. Het geloof in een betere wereld is nooit helemaal verdwenen.
★★★★☆
Uit het Spaans vertaald door Brigitte Coopmans.
Signatuur; 544 pagina's; € 39,99.
Juan Gabriel Vásquez schreef meer romans over Colombia's recente verleden.
Het levensverhaal van de Colombiaanse regisseur Sergio Cabrera inspireerde Vásquez tot deze roman.
Verberg tekst